Een roman over verschillende leefwerelden: aangepast en onaangepast, hetero, homo en bi, klassieke muziek en punk. Maar vooral een roman over vriendschap als belangrijke vorm van liefde. Jim groeit op in het gezin van haar tante, waar ze zich onbegrepen voelt. Nadat het vioolspelen haar onmogelijk wordt gemaakt loopt ze van huis weg. Het is begin 2004 en ze is veertien jaar oud. In de wereld van krakers, anarchisten en activisten ontdekt ze sporen van haar moeder, die stierf toen Jim twee was, en over wie haar tante bijna nooit wilde vertellen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw woonde haar moeder met utopische feministes in een kraakpand buiten de stad. Via brieven en cassettebandjes vertelt Welmoed, de beste vriendin van Jims moeder, over hun leven en idealen. Langzamerhand ontdekt Jim dat het beeld dat haar tante van deze vrouwen schetste vertekend is. Door hun passie voor vioolspelen blijken verschillende personen met elkaar verbonden te zijn. Het boek eindigt vlak voor Jims achttiende verjaardag. Ze weet inmiddels heel wat meer over haar moeder, en accepteert dat het beeld nooit scherp zal worden.