Let op! Om diverse redenen kan de voorraad die hier op de website wordt getoond soms niet overeenkomen met de werkelijk aanwezige voorraad in de winkel.

Histoire de L’Internationale Situationniste

20.35

Voor het eerst verschenen bij de Éditions Gérard lebovici in 1989. Een gedetailleerd historisch verslag en een heldere, boeiende uiteenzetting van wat de organisatie voortdreef, waar zij vandaan kwam en wat zij in haar vijftienjarig bestaan (1957-1972) heeft voortgebracht; haar blijvende invloed op de revolutionaire beweging, wereldwijd; haar niet aflatende, onverbiddelijke kritiek op alle vormen van inkapseling, vervalsing, repressie van die beweging. Ontstaan in de jaren vijftig van de vorige eeuw, waarin de Koude Oorlog de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog al snel kwam opvolgen met zijn dreigende “atoombom”; de jaren van de “wederopbouw” (het beton was nog in opkomst, net als de stofzuiger, de snelweg en een auto voor iedereen); de jaren van de serviele “schouders eronder” en de recalcitrante “nozems”, van opduikende wilde stakingen, van de opstanden in de koloniën van het Westen en in de satellietlanden van de zogenaamde Sovjetunie; jaren van, althans in het Westen, groeiende welvaart en nog harder groeiende verveling, geestelijke armoede en cultureel verval – de commercialisering dringt steeds dieper door in het dagelijkse leven om er de creativiteit te verdringen. Alles van waarde wordt koopwaar. Lijnrecht daartegenin stond een groep na-oorlogse radikale kunstenaars op, die niet aan dit “spektakel” wenste deel te nemen, zoals haar leden ook niet de wingewesten van het “vaderland” wensten te verdedigen tegen de opstandige “inlanders”. Zij proclameerden het einde van de kunst die los staat van het dagelijkse leven, die als het ware boven de dagelijkse werkelijkheid verschijnt om alleen maar aanschouwd (of gekocht) te worden; die binnen het heersende kader geen andere functie heeft dan een schijnbare ontsnapping uit de dagelijkse ellende door haar te esthetiseren – te verdoezelen en te vervalsen. Voortgekomen uit de meest radikale stromingen van de na-oorlogse kunst, waarvan COBRA wel de bekendste is (met name Asger Jorn en Constant) evenals de Franse lettristen, waarvan Guy Debord de meest extreme vertegenwoordiger was, werd de situationistische Internationale opgericht in Cosio d’Arroscia (Noord-Italië), in de zomer van 1957. Zoals de kritische filosofen in de tijd van de jonge Marx er geen genoegen meer mee namen de wereld te verklaren, maar erop uit waren die te veranderen, zo ging het de oprichters van de Situationistische Internationale er niet om het leven te verbeelden, maar van het leven zelf een immer veranderend kunstwerk te maken; om “bewust en kollektief” te werken aan “de totstandkoming van een nieuwe beschaving” – een culturele omwenteling die niet los kan worden gezien van de sociale revolutie. Zo was de SI een van de weinige organisaties die vierkant achter de antikoloniale strijd stond en contact zocht met de meest vooruitstrevende stromingen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië. Vanaf begin jaren 1960 ging zij in debat met andere links-radikale stromingen over strategische en tactische kwesties en concentreerde zich op de kritiek van de politiek in een alomvattende bestrijding van de bestaande maatschappij, op ieder vlak en overal ter wereld. Zo was het in de zomer van 1965 de situationistische Internationale die de opstandelingen in Watts, Los Angeles, zonder aarzeling en volmondig gelijk gaf, en hun tevens argumenten verschafte om dat gelijk te staven, door de universele draagwijdte van hun opstand te benadrukken.
Tegenover de hiërachische verdeling van de rijkdom en de macht, stelde zij een maximum-programma van veralgemeend zelfbeheer: “Zelfbeheer dient tegelijk middel en doel te zijn van de huidige strijd.” In concreto noemde zij bijvoorbeeld, in “De klassenstrijd in Algerije” (in het tijdschrift Internationale situationiste, nr 10, maart 1966) de aldaar opkomende vormen van zelfbeheer “de modernste en belangrijkste tendens in de strijd van de Algerijnse beweging, en tegelijk ook wat er het minst louter Algerijns aan is. […] Alleen al door het feit dat het bestaat, bedreigt dit zelfbeheer iedere hiërarchische organisatie van de maatschappij. […] Waar zelfbeheer is, is geen plaats voor een leger, of politie, of de staat.” De SI beperkte zich niet tot het aan de kaak stellen van de schandalige praktijken van het huidige, alles overheersende kapitalistische systeem dat zij typeerde als “ spektakelmaatschappij”, of het signaleren van nieuwe vormen van strijd, die door de oude, vertegenwoordigende organisaties van het proletariaat niet als zodanig werden waargenomen, zij schopte ook zelf direct schandaal. Zo nam haar Deense sectie het initiatief voor een omvangrijke antimilitaristische campagne naar aanleiding van een NAVO-oefening in het Kattegat, in maart 1965, waar zowel Duitse als Deense troepen aan deelnamen, met blokkades en gewelddadige botsingen met leger en politie. (Enkele dagen na de rel verwoestte een van een politieprovocateur afkomstige brandbom de woning waar de organisatoren van de campagne vergaderden – die ongedeerd bleven) (zie IS, nr 10, maart 1966). In de aanloop naar de revolutionaire uitbarsting van 1968 heeft het “schandaal van Straatsburg”, dat uitbrak in de herfst van1966, wel het meest bijgedragen aan de verspreiding van de ideeën van de SI: het hele universitaire milieu werd op de korrel genomen – de hele, laffe intellectuele elite in al haar onderworpenheid en medeplichtigheid aan het heersende systeem. Na de nodige agitatie door enkele situationisten tegen een van de meest schaamteloze onder de professoren (de cyberneticus Abraham Moles), werden in mei 1966 die lieden in het bestuur van de Straatsburgse studentenvakbond gekozen, die hun populariteit juist te danken hadden aan hun luidruchtig uitgesproken afkeer van dit instituut. Zij proclameerden dan ook meteen de opheffing ervan en gebruikten de inhoud van de kas voor de financiering van het roemruchte pamflet Over de ellende in het studentenmilieu in zijn economische, politieke, psychologische, seksuele en met name intellectuele aspecten, en over enkele manieren om daar wat aan te doen: een sarcastisch portret van het relatief geprivilegieerde studentenbestaan als krampachtige manier om de adolescentie te verlengen, dat tegelijk een algemene kritiek op de heersende omstandigheden formuleert en de verschillende vormen van het opkomend verzet onder de jeugd daartegen onder de aandacht brengt. Het werd al vrij snel in vele talen vertaald. In het jaar 1966 werd ook de Zevende Conferentie van de SI gehouden in Parijs, waar een Minimumdefinitie van een revolutionaire organisatie werd aangenomen, waarin onder andere wordt gepreciseerd dat deze “niet het zelfbeheer beoogt van de bestaande wereld door de massa’s, maar haar ononderbroken verandering” (zie de dooie mus speciaal, nr1¾ – http://www.dollehon.dds.nldooiemus/. Het jaar 1967 is het jaar van de publikatie van zowel `De spektakelmaatschappij’ van Guy Debord als het `Handboek van de levenskunst voor de jonge generaties’ van Raoul Vaneigem, waaruit de revolutionairen, minder dan een jaar later, hun leuzen en hun argumenten konden putten tijdens “Mei ’68”. De situationisten hebben daarin eveneens een vooraanstaande rol gespeeld: allereerst op straat, bij de verdediging van de barrikaden. Toen de fabrieken van Sud-Aviation in Nantes door de arbeiders werden bezet en de beweging om zich heen begon te slaan, riep het net opgerichte Comité Enragés-Internationale situationniste meteen op “tot de bezetting van alle fabrieken van Frankrijk en de vorming van arbeidersraden”. Tegen de inkapselingspraktijken van de studenten-bureaucraten in de bezette universiteit (waaronder Daniel Cohn Bendit, die tegenwoordig fungeert als groene euro-parlementariër), evenals die van de machtige “communistische” vakbond de CGT in de bedrijven, waar 11 miljoen arbeiders het werk hadden neergelegd, richtten zij op 18 mei de Raad voor de Handhaving van de Bezettingen op, om die strijd te coördineren. Het verzet van de basis was uiteindelijk echter niet bij machte om de “Akkoorden van Grenelle” die haar door haar zogenaamde vertegenwoordigers werden opgedrongen, te weerstaan. Eind juni gingen de laatste stakers weer aan het werk. De situationisten en hun naaste kameraden die het meest openlijk bij de opstand betrokken waren geweest, weken even uit naar Brussel, waar zij in de maand juli het boek Enragés et situationnistes dans le mouvement des occupations samenstelden, waarin zij die gebeurtenissen en hun acties evalueren, aangevuld met beeldmateriaal en documenten. Een latere nabeschouwing, “le commencement d’une époque”, verscheen in het laatste nummer van de IS dat in september 1969 uitkwam. De heersende klasse heeft met de hulp van al haar vazallen de aanval kunnen afslaan, maar de invloed van “Mei ’68” was enorm, en blijvend. Het ging dan ook om “de eerste grote algemene staking ooit die de economie van een industrieel geavanceerd land lam legde, en de eerste wilde algemene staking uit de geschiedenis; de revolutionaire bezettingen en aanzetten tot directe democratie […] de plotselinge terugkeer van het proletariaat als historische klasse, uitgebreid tot de meerderheid van de loontrekkers in de moderne maatschappij, en nog steeds strevend naar de daadwerkelijke afschaffing van de klassen en de loonarbeid. […] Het was de veralgemeende kritiek van alle vervreemding, van iedere ideologie en van de oude manier van organiseren van het werkelijke leven.[…] De bezettingsbewegung betekende uiteraard het afwijzen van de vervreemde arbeid; betekende dus feest, spel, het werkelijk aanwezig zijn van de mensen en van de tijd [en] het afwijzen van iedere autoriteit.” Dankzij de uitbarsting van “Mei ’68” werden de thesen van de SI ook gepopulariseerd in de nog lang voortgaande revolutionaire golf die toen over de wereld spoelde, van de Praagse Lente tot de Italiaanse herfst, van Dakar tot Lordstown en de Spaanse Asambleas Generales na de dood van Franco. De Situationistische Internatonale voltooide haar historische taak door zichzelf in 1972 op te heffen, overeenkomstig haar eigen stellingname dat elke moderne revolutionaire organisatie uiteindelijk haar eigen einde als afgescheiden organisatie moet nastreven; want “we hebben ze maar al te vaak gezien, de elitetroepen die na het verrichten van een of ander dapper wapenfeit nog gaan defileren met hun onderscheidingen en zich vervolgens keren tegen de zaak die ze hadden verdedigd” schreef Debord. Met het pamflet La véritable scission dans l’Internationale. Circulaire publique de l’Internationale situationniste, kondigde zij die opheffing aan. “Voortaan zijn de situationisten overal en hun taak ligt overal”… Onlangs verscheen een Spaanse vertaling van het boek door Alicia Miranda Hevia odt Historia de la Internacional Situacionista, Editorial Montemira, San José, Costa Rica, 2012.

Artikelnummer: 16458 Categorie: Tag:
Subtitel:
Auteur: Martos, Jean-François
Jaar: 1995
ISBN: 9782851842176
Pagina's: 281
Taal: French / Français
Uitgever: Editions Ivrea
Uitgever stad: Paris
Verschijningsdatum:
Winkelwagen
Scroll naar boven